Hoe Jean-Yves van der Korput via Portsmouth in het amateurvoetbal belandde

FYI.

This story is over 5 years old.

Sport

Hoe Jean-Yves van der Korput via Portsmouth in het amateurvoetbal belandde

Jean-Yves van der Korput speelde in de jeugd van amateurclub Zeeburgia toen Portsmouth ineens op de stoep stond.

De club uit de Premier League bood de 16-jarige Jean-Yves een vet contract aan en een gouden toekomst in het profvoetbal lonkte. Maar het liep allemaal anders. Blessures en familieruzies gooiden flink wat roet in het eten.

Toch heeft Jean-Yves zijn leven aardig op de rit gekregen. Hij is nu 26, voetbalt in de derde klasse en heeft net een master Fiscaal Recht afgerond. VICE Sports sprak hem in een cafeetje in zijn woonplaats Weesp, om erachter te komen wat er in zijn tijd in Engeland en daarna is gebeurd. Dit is zijn verhaal.

Advertentie

“Ik ben beschermd opgegroeid en opgevoed in een hecht gezin met vijf kinderen. Ik had altijd wel een beetje moeite met de wat hardere voetbalwereld. Ik voetbalde in de jeugd van Zeeburgia en Mike Kolf was daar trainer. Dat is een bekende en beruchte jeugdtrainer in Amsterdam die veel profvoetballers aflevert. Maar hij schreeuwt veel en kan je voor idioot uitmaken te midden van de rest van het team. Ik had daar moeite mee. Ik was in het begin niet eens basisspeler en wilde eigenlijk stoppen bij de B1. Uiteindelijk werd ik er gelukkig mentaal sterker door en maakte indruk bij de profclubs dat jaar.

Alle foto’s door Rebecca Camphens.

Aan het einde van het seizoen speelde Zeeburgia een toernooitje in Italië. Een Afghaans teamgenootje mocht Nederland niet uit en ik verving hem als laatste man. We hielden het hele toernooi de nul en ook met mijn lengte viel ik op. Mijn ouders waren mee en werden benaderd door een Nigeriaanse man. Hij heette Richard en bracht me in contact met zaakwaarnemer Mike Morris, die onder andere zaken deed voor Steve McManaman. Ik kon op proef komen bij Portsmouth en Ipswich Town, maar koos voor Portsmouth, want zij speelden toen nog in de Premier League.

Portsmouth liet al snel weten dat ze me wilden hebben en dat was direct te merken. De vliegtickets van mij en mijn ouders werden betaald, we sliepen in een mooi hotel en kregen lekkere maaltijden van de club. Uiteindelijk zat ik met zaakwaarnemer Mike Morris, tussenpersoon Richard en mijn ouders aan de onderhandelingstafel bij Portsmouth. Ik was nog maar zestien en slechts een jeugdspeler in het amateurvoetbal, maar ze boden me 2.000 pond per maand. Ik wist natuurlijk niet wat ik hoorde, maar Richard en Mike gingen eerst niet eens akkoord. Ze bluften een beetje dat Ajax en AZ me ook wilden hebben. Uiteindelijk sleepten ze er 3.000 pond per maand uit en een vergoeding voor zichzelf. Bovendien zei Richard dat hij goede contacten had bij Nike en beloofde me van alles en nog wat, maar toen het contract eenmaal getekend was, hoorde ik van beide mannen niets meer.

Advertentie

Een paar weken later begon ik aan mijn avontuur. Ik trainde bij Zeeburgia maar drie keer in de week, maar moest ineens twee keer per dag trainen. De eerste acht weken liepen we alleen maar rondjes over het terrein. Ik kon dat helemaal niet aan. Ik huilde en moest soms overgeven van vermoeidheid. Uiteindelijk raakte ik ook geblesseerd, doordat een blaar ging ontsteken.

Ik woonde in een groot huis bij een weduwe van 70 jaar oud. Ze had wel vaker jeugdspelers in huis gehad, zoals Bournemouth-keeper Asmir Begovic. Ze kreeg geld van de club om me te verzorgen. Dat deed ze ook goed. Ze werd een soort tweede moeder voor mij. Ik heb nu trouwens nog steeds contact met haar, we sturen elkaar elk jaar kerstkaarten. Er woonden nog twee Britse jongens die ook bij Portsmouth speelden. Daar kon ik het goed mee vinden, maar ze namen het niet zo nauw met de regeltjes. De club verbood het ons eigenlijk om uit te gaan en meisjes mee te nemen. Mijn kamergenoot deed dit toch vaak. Als hij dan met een meisje op onze kamer lag, ging ik maar weer op de gang slapen. Er zijn ook zoveel meisjes die wat van je willen als je voetballer bent. We liepen vaak in clubkleren over straat dus als we ergens aan het eten of drinken waren, kwamen er altijd meisjes bij ons zitten die met ons mee wilden of een briefje met hun telefoonnummer gaven. Ik vond dat raar, was dat niet gewend en kon daar moeilijk mee omgaan. Maar ik was zestien en dan ga je er toch wel een beetje in mee. Een keer kwamen we drie meiden tegen op straat en die gingen mee met ons naar huis. Ze hadden blijkbaar drank bij zich en de volgende dag ontdekte de weduwe lege drankflessen. Ze meldde het bij de club. De twee Britse jongens werden tijdelijk geschorst en naar huis gestuurd, maar ik niet. Ik dronk geen alcohol, dus ik zat wat minder in de nesten. Bovendien namen die Britse jongens het ook voor me op en zeiden dat ik geen alcohol had gedronken.

Advertentie

Toch kon ik niet zo goed opschieten met alle teamgenoten. We kregen altijd loonstrookjes op de club. Ik had er een keer een laten slingeren en een teamgenoot vond hem. Ze kwamen erachter dat ik vier keer meer verdiende dan de meeste spelers in het team. Vanaf toen merkte ik wel wat jaloezie. Altijd als we dan naar de bioscoop gingen of een pizza bestelden, zeiden ze: ‘Jean-Yves betaalt wel even’. Zeker in het begin zeiden ze dat vaak, omdat ik niet presteerde en veel geblesseerd was. Toen ik hersteld was van mijn blessure speelde ik een wedstrijd met het tweede elftal. We speelden tegen Chelsea en ik stond tegenover Miroslav Stoch. Het spel ging zo snel heen en weer dat ik na een kwartier al buiten adem was. Ik kon het conditioneel nog helemaal niet aan. Bovendien lag de speelstijl me totaal niet. Daar kreeg ik applaus als ik de bal over de zijlijn roeide en dat lag haaks op het spel van Zeeburgia. Uiteindelijk herpakte ik me wel en speelde dat jaar best aardig. In het tweede jaar pendelde ik tussen de A1 en het tweede elftal. Ik speelde met jongens als Franck Songo’o en Arnold Mvuemba. Maar ik werd weer geteisterd door blessures aan mijn hamstrings en liezen. Mijn contract werd niet verlengd en ik besloot om terug te gaan naar Nederland. Ik kon het wel proberen bij andere Engelse clubs, maar miste mijn broers en zussen. Toen ik terugging naar Nederland vroeg ik mijn neef om hulp. Hij had contacten bij Haarlem en wilde mij daar onderbrengen. Ik wilde ook, maar mijn moeder was het daar niet mee eens. Ze vond dat ik daar niets te zoeken had, omdat Haarlem slechts in de Jupiler League speelde. Geld was voor haar heel belangrijk en ze wilde dat ik veel ging verdienen. ‘Jij gaat mijn pensioen betalen,’ zei ze weleens tegen mij. Dat neem ik haar ook erg kwalijk. Ik wilde mijn succes zeker delen, maar je moet er niet om vragen.

Advertentie

Bovendien werd ze boos op mijn neef, omdat ze vond dat hij zich niet moest bemoeien met haar kinderen. Tot op de dag van vandaag hebben ze geen contact door dit conflict. Mijn moeder staat er niet voor open en dit is al bijna tien jaar gaande. Als er een begrafenis of feestje is en de ene is er wel, dan komt de andere kant niet. Ik denk niet dat dit ooit nog goed komt.

Uiteindelijk ging ik dus niet naar Haarlem en vanwege die ruzie nam ik een andere zaakwaarnemer, Brian Berkleef. Via hem kwam ik bij RKC terecht. Ik speelde in de A1 en reisde elke dag anderhalf uur naar Waalwijk. Ik moest wel. Dit was misschien de laatste kans. Ik stond altijd in de basis, maar was weer veel te vaak geblesseerd. Ik deed er nog steeds alles voor en trainde – als ik geblesseerd was – dag in dag uit in het Olympisch Stadion. Maar RKC wilde niet met me verder vanwege mijn blessures.

Brian kon niets meer voor me betekenen en het was dus voorbij. Ik wilde eigenlijk ook helemaal niet meer voetballen. Bovendien werd ik gek van de roddels over mij die door Weesp gingen. Mensen zeggen dan dat je er niet veel van kan en met een grote zak geld uit Engeland vertrokken bent, terwijl ze het echte verhaal niet kennen. Iedereen kent elkaar in dit stadje en via via hoor je dan dat mensen de hele tijd over je praten. Ook voel je een flinke afgunst en dat is heel irritant.

Ondertussen was ik ook al een paar jaar niet meer naar school geweest, maar ik moest dus iets nieuws oppakken. Ik nam een baantje bij de Bijenkorf, startte met een HBO-opleiding en ging na een jaartje weer bij de amateurs van NVC voetballen. Ik had dus ineens een normaal ontspannen studentenleven.

Advertentie

Toch ging ik bij de voetbalclub wel een beetje naast mijn schoenen lopen, omdat ik bij profclubs had gezeten. Ik liep erbij alsof niemand mij iets kon maken en ging het mannetje uithangen. Als ik in het verliezende team zat op een trainingspartijtje en we daardoor moesten opruimen, vertikte ik dat. Ook kwam ik regelmatig te laat en had vaak ruzie met de trainers. Normaal gesproken ben ik een bescheiden en rustige jongen, maar toen herkende zelfs mijn familie mij niet meer. Ik werd zelfs teruggezet naar het tweede elftal vanwege mijn gedrag. Ik vertrok en belandde via een omweg bij Nederhorst. Als ik maar normaal deed, zeiden ze. Dat deed ik en nu speel ik al jaren met veel plezier bij dit elftal. Dit seizoen zijn we kampioen geworden. Misschien ga ik ooit wel weer hogerop voetballen, maar dat doe ik het liefst met deze club. Een groot deel van mijn verdiende geld bij Portsmouth heb ik nog steeds op de Engelse bank staan. Ik ben er heel zuinig op geweest en heb ook altijd veel gewerkt. Ik wilde niet teren op het geld van Portsmouth, dus heb ik onder andere productiewerk gedaan en aan het spoor gewerkt. Ik ga het geld pas gebruiken als ik een huisje ga kopen. Ik heb net mijn master Fiscaal Recht afgerond, werk nog steeds in de Bijenkorf en doe onder andere vrijwilligerswerk in een asielzoekerscentrum in de Bijlmer. Ik ben blij met hoe het nu gaat. Het is natuurlijk jammer dat er ruzie in de familie is, maar van mijn tijd bij Portsmouth heb ik geen spijt. Laatst werd ik nog benaderd door een zaakwaarnemer voor een stage bij een Luxemburgse club, maar dat heb ik geweigerd vanwege mijn studie. Ik ga nu solliciteren en het werkende leven tegemoet.”

Dit is een monoloog uit de serie VICE Sports Avonturiers. Zie hier alle verhalen uit deze serie.

Mis niets! Like VICE Sports Nederland voor je dagelijkse dosis ijzersterke sportverhalen.